Johan Zwijsen (folklorist)

Johan Zwijsen
’s Hertogenbosch 17 feb 1877
Antwerpen 31 okt 1946

Op 16 maart 1899 ondertekende de 22-jarige Johan Zwijsen, schilder, in het gemeentehuis van Antwerpen als getuige mee de geboorteakte van Johannes Adrianus Zwijsen, tweede zoon van zijn oudere neef Antonius Zwijsen die een dag eerder opnieuw vader was geworden. Beide neven waren afkomstig van ’s Hertogenbosch, maar zouden zich in de jaren 90 van de 19e eeuw definitief in Antwerpen vestigen.
Johan Zwijsen ontpopte zich hier als een populaire Antwerpse figuur. Hij was niet alleen schilder, maar ook volksdichter, zanger, voordrachtgever, humorist, schrijver van sketches en poppenspeler. In het Sint-Andrieskwartier stond hij bekend als de bezieler van de jaarlijkse kermis in de Sleutelstraat waar hij dan optrad met zijn poesjenellentheater.

Johannes Henricus, kortweg Johan, was de zoon van Lambert Zwijsen (Berlicum, 10 dec 1830 – Antwerpen, 2 jan 1893) en diens tweede vrouw Maria Jansen. In 1885 kwam dit gezin, waarschijnlijk voor het eerst, naar Antwerpen. Lambert verdiende zijn kost als slager in Borgerhout. Enkele jaren later blijken Lambert en Maria gescheiden. Mogelijk woonde Johan dan opnieuw in Nederland. Maria Jansen kwam in 1889 vanuit Groningen opnieuw aan in Antwerpen om hier te werken als dienstmeid.
Na de dood van zijn vader, kwam Johan in augustus 1893 als 16-jarige van ’s Hertogenbosch naar Antwerpen waar hij ging werken en wonen bij de beeldenschilder-decorateur Grégoire Sartini op de Grote Markt 49. Zijn moeder woonde toen in de Reyndersstraat. Op de geboorteakte van mijn grootvader, J.A. Zwijsen, in maart 1899, is de toen 22-jarige Johan Zwijsen een van de ondertekenende getuigen. Daarna woonde hij een tijdlang in de rue du Théâtre in Parijs. In juni 1900 was hij opnieuw in Antwerpen bij Sartini.
Wanneer hij in november 1906 huwde met de 22-jarige Anna Leurs werd hij genoteerd als ‘sieraadschilder’. In latere documenten treffen we hem nog aan als “peintre décorateur”, “schilder”, “schildersgast” en “inlijster”.

Kluchtige voordrachten en alleenspraken

De Schuyter (1943) noemt Johan een “volksche Antwerpenaar”. In de familie stond hij bekend als een “typische Antwerpse figuur die op de Vogelenmarkt stond”. Mogelijk deed hij als kind al mee de Vogelenmarkt met zijn vader die in alle geval “marktkramer” was, en heeft hij daar later op zijn beurt zijn plekje gehad ? Hoe dan ook, na de geboorte van zijn dochter Maria verhuisde het gezin Zwijsen-Leurs naar de Everdijstraat. Daar schreef hij dan zijn bundeltjes met ‘luimige voordrachten’. Het eerste bundeltje heette ”Pak me. Kluchtige voordrachten en alleenspraken. Dienstig voor Concerto’s, Familiefeestjes, Huwelijken, enz., enz.” Dit eerste bundeltje dateert in alle geval van na de grote hagelbui die Antwerpen teisterde op 21 mei 1908 met “hagelbrokken als eieren zoo groot welke overal de ruiten en koepels vernielden.” Of, zoals Zwijsen het, ingekleed in een hier niet verteld maar heel intrigerend verhaaltje, dichtte :

In gansch de stad was niet een huis
Waar men van ’t wêer niet had geleden
De ruiten vielen neer in gruis
En kwamen rinkelend naar beneden.

En omdat we hier een exemplaar hebben dat met handschrift ondertekend werd in december 1909 valt het bundeltje dus te situeren tussen juni 1908 en november 1909. Hij schreef er nog meer en alleszins tot in 1917 is er nog een bundeltje verschenen. Daarbij gaf hij ook elke maand een tijdschriftje “De Lachspier” uit. Zwijsen prees zich ook aan voor het schrijven van gelegenheidsgedichten en liederen in ernst en luim voor huwelijken, jubileums, verenigingen, feestmalen enz. en beloofde een verzorgde spoedige en goedkope bediening. Dus menig Antwerpenaar zal van zijn verzen hebben genoten.

In 1914 trad hij zelfs op in het Scala-theater in de Anneessensstraat met een sketch in één akt en kennelijk niet voor het eerst want het werd “nogmaals” een overgroot lachsucces genoemd. Hij kon er uitpakken naast de variétéartiesten Rene Dasy, opera-baryton, Mevr. D’Autry, falconzangeres en Max Jenss, de ‘damennabootser’. Daarna was er nog een filmprogramma met het eerste deel van het historisch drama “La Dame de Monsoreau”. We vonden ook een aankondiging van het Koffiehuis-Kabaret ‘Oud-Vlaendren’ in de Kloosterstraat in Antwerpen, die op 25 en 26 januari 1930 uitpakten met een ‘ophefmakend programma JOHAN ZWIJSEN, de vroolijken verteller van het weekblad Piccolo’. Werden ook aangekondigd voor dit programma ‘van 8u ’s avonds tot middernacht’ Piet Asselberghs, humorist, het duo Flandria en het orkest ‘American Boys’.

De Poesje van het Plezant Sleutelstraatje

Na de Eerste Wereldoorlog woonde Johan Zwijsen in de Kammenstraat. In de jaren 1920 treffen we hem aan in de Sint Antoniusstraat en bij het huwelijk van zijn dochter in 1929 woonde hij in de Sleutelstraat 29. Daar was hij de grote bezieler van de jaarlijkse Antwerpse kermisweek in de Sleutelstraat. In 1935 begon hij er met zijn poesjenellentheater om de 87 gezinnen van de burenvereniging “Het plezant sleutelstraatje” wat ontspanningsavonden te bezorgen. Zwijsen sneed, schilderde en kleedde 38 poppen uit de houten stoppen van bobijnen voor krantenpapier en voorzag ze van een kopstang en draden om de armen in beweging te brengen. In deze Poesje ontbrak natuurlijk ook ‘de Neus’ niet, en verder een bisschop, een pater, krijgslui, engelen, tovenaars, Patatje, Sloeberke, de Lamme enz.. Hij schilderde zijn decors ook zelf en maakte bij taferelen die zich in de hel afspeelden gebruik van schimmenspel.

Zwijsen schreef zijn stukken zelf en gaf ze titels mee als ‘Adam en Eva’, ‘Het Koninkrijk Sjakamaka’, ‘De geest van Charel Zaliger’, ‘De laatste van zijn ras’. Ook ‘De mannen van het Sint-Andrieskwartier’ en ‘Het ontstaan van het Sleutelstraatje’ stonden op zijn programma, of het ‘Op zoek naar een deserteur’, een zangspel waarin hij ruim honderdzestig straat- en volkswijsjes verwerkte. Zwijsen gaf ruim honderd voorstellingen, niet enkel met Kerstmis, Pasen en de kermisdagen in zijn vast theatertje in de Sleutelstraat, maar ook elders in de stad met een verplaatsbaar toneel en onder meer in cinema- en spektakelzalen en tijdens de mobilisatie in kazernes en kantienen.

De jaren 40

Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Zwijsen aangewezen op steun van de onderstand. In 1941-1942 genoten Johan en Anna gemiddeld 126 frank steun in de week. Hij stond toen bekend als ‘folklorist’ en ‘gunstig gekend organisator der luisterrijke kermisfeesten van het “Plezant Sleutelstraatje”‘. Hij leidde alleszins in 1941 als folkorist enkele wandelvoordrachten doorheen het St-Andrieskwartier.
Op 31 oktober 1946 overleed deze merkwaardige man.

Lectuur :

  • In het tijdschriftje van de vereniging ‘Sint-Andrieskwartier herleeft’, editie maart 2010, verscheen een artikeltje over Johan Zwijsen en ‘De Poesje van het Plezant Sleutelstraatje’.
  • Jan de Schuyter, De Antwerpsche Poesje, Zijn Geschiedenis en zijn Speelteksten, oorspronkelijk verschenen in 1943 in Antwerpen (blz 151-152 gaat over de Poesje van het Plezant Sleutelstraatje).
Eerste versie 1 september 2011
Laatste aanpassing: