Johan Zwijsen (folklorist)

Johan Zwijsen (1877-1946)

Johannes Henricus, kortweg Johan, was de zoon van Lambert Zwijsen (1830-1893) en diens tweede vrouw Maria Jansen (1837-1928). Zij huwden in 1875 in Amersfoort. Anderhalf jaar later werd hun enige zoon Johan geboren in ’s Hertogenbosch.

Jeugd in ’s Hertogenbosch

In 1885 kwam dit gezin voor de eerste maal naar Antwerpen. Lambert verdiende hier aanvankelijk zijn kost als slager. Enkele tijd later Lambert en Maria kennelijk hun eigen weg. Moeder en zoon verhuisden in alle geval terug naar Nederland. Maria Jansen kwam dan in 1889 vanuit Groningen opnieuw aan in Antwerpen om hier te werken als dienstmeid. De jonge 13-jarige tiener Johan werkte in 1890 nog als magazijnier bij de heer Moerkerk, handelaar in garen en lint op de Markt in ’s Hertogenbosch. Nu en dan stuurde hij geld op naar zijn vader Lambert, die ondertussen werkloos of leurder was geworden en, naar het zich laat aanzien, nog geen 63 jaar oud, in januari 1893 eenzaam doodvroor op de vestingen achter het stedelijk slachthuis.
Johan kwam in augustus 1893 – zijn vader Lambert is dan al overleden en moeder woonde al in Antwerpen – als 16-jarige opnieuw van ’s Hertogenbosch naar Antwerpen. Zijn laatste adres in Nederland was het Sint-Josephinstituut, “où il a été élevé” in de Sint-Josephstraat in ’s Hertogenbosch.

Johan Zwijsen wordt nu definitief Antwerpenaar

Johan ging werken en wonen bij de beeldenschilder-decorateur Grégoire Sartini op de Grote Markt 49. Zijn moeder, Maria Jansen, woonde toen in de Reyndersstraat als dienstmeid bij de rentenier Hollants. In maart 1899 ondertekende de toen 22-jarige Johan Zwijsen als een van getuigen mee de geboorteakte van zijn achterneefje, mijn grootvader J.A. Zwijsen. Daarna woonde hij een tijdlang in de rue du Théâtre in Parijs. In juni 1900 was hij opnieuw in Antwerpen bij Sartini.
In november 1906 huwde Johan met de 22-jarige Anna Leurs. Hij oefende toen het beroep uit van ‘sieraadschilder’. In april 1907 werd hun dochter Maria Carolina geboren. Het gezin vestigde zich samen met moeder Maria Jansen in de latere jaren 1920 uiteindelijk in de Sleutelstaart 29 in de Antwerpse Sint-Andrieswijk. Zwijsen laat zich in de Antwerpse adresboeken noteren als ‘antiquaire’, op officiële documenten is hij ‘schilder’.
Rijk zal hij niet worden. Tijdens de Tweede Wereldoorlog was Zwijsen aangewezen op steun van de onderstand. In 1941-1942 genoten Johan en Anna gemiddeld 126 frank steun in de week. Op 31 oktober 1946 overleed deze Antwerpenaar, 69 jaar oud, nog steeds trouwens met de Nederlandse nationaliteit.

Het aangetrouwde familielid van Breughel

Sieraadschilder Zwijsen ontpopte zich hier als een populaire Antwerpse figuur. Hij was niet alleen schilder, maar ook volksdichter, zanger, voordrachtgever, humorist, schrijver van sketches en poppenspeler. Ter gelegenheid van de viering van Moederkensdag ‘in ’t plezant Sleutelstraatje’ in augustus 1935 verzorgde Zwijsen onder andere de straatversiering. De verslaggever van de Gazet van Antwerpen stond er in bewondering naar te kijken en omschreef hem als ‘de duivel-doet-al van de plaats, de schilder-dichter, organisateur, enfin, het aangetrouwde familielid van Breughel…’.
Jan De Schuyter (zie lectuur) noemt Johan een “volksche Antwerpenaar”. In de familie stond hij bekend als een “typische Antwerpse figuur die op de Vogelenmarkt stond”. Mogelijk deed hij als kind mee de Vogelenmarkt met zijn vader? Die was in alle geval ook als “marktkramer” bekend.
Zwijsen beschilderde niet alleen poppen en beelden, maar maakte ze ook zelf. Zijn buste van August Borms reed prominent mee op de Bormswagen door de Antwerpse straten in de alternatieve, niet-officiële, stoet, die de Vlaams-nationalistische bewegingen organiseerden ter gelegenheid van de 11-juli feestdag in 1924. Zwijsen ijverde actief mee voor de vrijlating van deze controversiële Vlaams-nationalistische voorman, die in de jaren 1920 gevangenzat vanwege zijn activiteiten tijdens de Eerste Wereldoorlog.

De Lachspier, Piccolo, sketches en kluchten

Zwijsen gaf elke maand een tijdschriftje “De Lachspier” uit, het ‘onpartijdig, humoristisch maandschrift (verzameling van kluchten, geestige anekdoten, kwinkslagen, kluchtliederen, vertellingen enz. enz.)’. Het eerste nummer verscheen in november 1901 bij drukker-uitgever Jos. Heylen-Andries, Bredastraat 58. Hoelang dit overleefde weten we niet. Eind jaren 1920 verscheen ‘de Lachspier’ met verzen van Johan Zwijsen als rubriek in ‘Piccolo, het amusantste weekblad’.
Zwijsen prees zich overigens aan voor het schrijven van gelegenheidsgedichten en liederen in ernst en luim voor huwelijken, jubileums, verenigingen, feestmalen enz. en beloofde een verzorgde spoedige en goedkope bediening. Dus menig Antwerpenaar zal van zijn verzen hebben genoten.

Advertentie uit 1e bundel Luimige Voordrachten, 1909.

Kluchtige voordrachten en alleenspraken

Johan Zwijsen is de auteur van enkele bundeltjes met ‘luimige voordrachten’. Het eerste bundeltje ”Kluchtige voordrachten en alleenspraken. Dienstig voor Concerto’s, Familiefeestjes, Huwelijken, enz., enz.” werd uitgegeven door uitgever-boekhandel Edm. Van Tassel, Melkmarkt 34. Het dateert van na de grote hagelbui die Antwerpen teisterde op 21 mei 1908 met “hagelbrokken als eieren zoo groot welke overal de ruiten en koepels vernielden.” Of, zoals Zwijsen het, ingekleed in een hier niet verteld maar heel intrigerend verhaaltje, dichtte :

In gansch de stad was niet een huis
Waar men van ’t wêer niet had geleden
De ruiten vielen neer in gruis
En kwamen rinkelend naar beneden.

En omdat we hier een exemplaar hebben dat met handschrift ondertekend werd in december 1909 valt het bundeltje dus te situeren tussen juni 1908 en november 1909. Er zijn daarna nog minstens twee van deze bundeltjes Kluchtige voordrachten en alleenspraken uitgegeven in 1914 en 1917 door drukkerij De Vlijt in de Nationalestraat. Er bestaat ook nog een reeks Luimige voordrachten van Johan Zwijsen, uitgegeven door de uitgeverij N.V. Patria. Dit kostte 1 frank, voor 29 voordrachten op 31 bladzijden; het eerste bundeltje, 32 bladzijden, kostte maar 10 centiemen!

Sketches en Zwijsen als moppentapper

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden verschillende sketches opgevoerd van Johan Zwijsen. Ze maakten regelmatig deel uit van de programmatie in cinema Prins Albert in de Diepestraat. Zo werd De Wonderkas daar in mei 1914 opgevoerd met de artiesten Rezy Venus, Alice Dierckx, Frans Lamoen en August Meyers. Naast opvoeringen in het Scala-theater, programmeerden ook liefdadigheidsverenigingen en amateurgezelschappen stukken van Zwijsen.
Zwijsen trad zelf ook op als moppentapper. We vonden een aankondiging van het Koffiehuis-Kabaret ‘Oud-Vlaendren’ in de Kloosterstraat in Antwerpen, die op 25 en 26 januari 1930 uitpakten met een ‘ophefmakend programma JOHAN ZWIJSEN, de vroolijken verteller van het weekblad Piccolo’. Werden ook aangekondigd voor dit programma ‘van 8u ’s avonds tot middernacht’ Piet Asselberghs, humorist, het duo Flandria en het orkest ‘American Boys’.

Liederen en zangspelen

Enkele teksten van Zwijsen werden ook op muziek gezet door toondichters zoals Eugène Beeckman (Liefdesideaal, 1913) en Victor Muyldermans (Moeder! Moeder!). De zangspelen of operettes van Zwijsen en Muyldermans waren dankbaar materiaal voor de feest- en benefietavonden van liefhebbersgroepen. In enkele uitvoeringen van Een mislukte vangst (1916), ‘luimig zangspel in twee bedrijven’ speelde Zwijsen zelf mee. Vooral Sint Gertrudakermis (1921), een ‘luimig zangspel in drie bedrijven’ viel in de smaak van het publiek en stond in de jaren 1920 en 1930 regelmatig wel ergens op de planken. We vinden er uitvoeringen van terug tot in de jaren 1950!.

De Poesje van het Plezant Sleutelstraatje

Rond 1927 verhuisde de toen 50-jarige Zwijsen met zijn gezin en zijn moeder, de weduwe Maria Jansen, naar de Sleutelstraat 29. Daar trouwde zijn enige dochter Maria Carolina in 1929. Zwijsen werd er de grote bezieler van de jaarlijkse Antwerpse kermisweek in de Sleutelstraat. In 1935 zou hij er begonnen zijn met zijn poesjenellentheater om de 87 gezinnen van de burenvereniging “Het plezant sleutelstraatje” wat ontspanningsavonden te bezorgen. Zwijsen sneed, schilderde en kleedde 38 poppen uit de houten stoppen van bobijnen voor krantenpapier en voorzag ze van een kopstang en draden om de armen in beweging te brengen. In deze Poesje ontbrak natuurlijk ook ‘de Neus’ niet, en verder een bisschop, een pater, krijgslui, engelen, tovenaars, Patatje, Sloeberke, de Lamme enz.. Hij schilderde zijn decors ook zelf en maakte bij taferelen die zich in de hel afspeelden gebruik van schimmenspel.
De stangpoppen en het daaraan gekoppelde ‘schaduwbeeldentooneel’ kregen hun plaats in de tentoonstelling van poppenspelen, ingericht door de Vereeniging van Antwerpsche Folkloristen in de zaal Akos op de St. Niklaasplaats in juni 1938. De poppenkast werd later overgenomen door de volkskunstgroep De Schalmei.

Zwijsen schreef zijn stukken zelf en gaf ze titels mee als ‘Adam en Eva’, ‘Het Koninkrijk Sjakamaka’, ‘De geest van Charel Zaliger’, ‘De laatste van zijn ras’. Ook ‘De mannen van het Sint-Andrieskwartier’ en ‘Het ontstaan van het Sleutelstraatje’ stonden op zijn programma, of het ‘Op zoek naar een deserteur’, een zangspel waarin hij ruim honderdzestig straat- en volkswijsjes verwerkte. Zwijsen gaf ruim honderd voorstellingen, niet enkel met Kerstmis, Pasen en de kermisdagen in zijn vast theatertje in de Sleutelstraat, maar ook elders in de stad met een verplaatsbaar toneel en onder meer in cinema- en spektakelzalen en tijdens de mobilisatie in kazernes en kantienen.

Folklorist

Ook tijdens de bezetting trad hij op met zijn poppenspel. Hij stond toen bekend als ‘folklorist’ en ‘gunstig gekend organisator der luisterrijke kermisfeesten van het “Plezant Sleutelstraatje”‘. Hij leidde in 1941 als folkorist enkele wandelvoordrachten doorheen het St-Andrieskwartier. Verder moest hij rondkomen met steun van Winterhulp en de Openbare Onderstand.
Op 31 oktober 1946 overleed deze merkwaardige man.


Lectuur en bronnen

  • In het tijdschriftje van de vereniging ‘Sint-Andrieskwartier herleeft’, editie maart 2010, verscheen een artikeltje over Johan Zwijsen en ‘De Poesje van het Plezant Sleutelstraatje’.
  • Jan de Schuyter, De Antwerpsche Poesje, Zijn Geschiedenis en zijn Speelteksten, oorspronkelijk verschenen in 1943 in Antwerpen (blz 151-152 gaat over de Poesje van het Plezant Sleutelstraatje).
  • Stadsarchief en diverse kranten en tijdschriften.

Eerste versie 1 september 2011
Laatste aanpassing: